AFSCHEIDSREDE Florent Smet, mijn grootvader, kende veel mensen en is dus vaak naar begrafenissen geweest. Dat was belangrijk
voor hem. Bovendien was hij diep gelovig en erg bezig met de dood. Maar waar hij zich dikwijls aan ergerde, was
dit soort toespraken. Hij zou zelf niet gewild hebben dat hij opgehemeld werd, want hij vond dat aan iedere mens
ook slechte kanten zaten en dat die evenzeer deel uitmaken van het leven en de dood. Eén van de vele wijze levenslessen
die hij me meegegeven heeft.
Het is moeilijk, wat zeg ik, onmogelijk, Florent Smet in een tekst te bevatten. Een tekst waarin ik hem bovendien niet mooier kan afschilderen dan hij was. Hij hield niet van teveel woorden, te mooie woorden. Maar waar hij wel van hield, was poëzie. En dan vooral van Guido Gezelle. En aangezien ik met deze tekst poog te zeggen wat hij graag gehoord zou hebben: wat kan ik dan beter doen dan een gedicht voor te lezen van zijn lievelingsdichter? Het gedicht doet met woorden wat Florent Smet deed met zijn doeken: het is een lofzang op de distel.
Zijn liefde voor de natuur, maar specifiek voor de distel, was groot. Het is niet vanzelfsprekend om iets
ondergewaardeerds als de distel te verheffen tot voorwerp van je kunstwerken. Het zegt iets over zijn karakter,
vind ik. Tegendraads met een afkeer van conformeren. Maar ook die distel zelf vertelt iets over hem. Die distel
vertelt dat hij een beetje een eenzaat was. En zwijgzaam. En fier, maar bescheiden. En sterk. En misschien niet
echt mooi op het eerste gezicht. Maar prachtig met de juiste belichting. En zo zal de distel ook verder leven. In ons. In zijn schilderijen. |