UITTREKSELS UIT "FLORENT SMET, TERUGBLIK OP 35 JAAR WERK"
Men zou Florent Smet kunnen noemen: portrettist van bloemen en planten, omdat hij deze onderwerpen
afzondert uit de massa waarin wij ze gewoonlijk waarnemen. Maar ook omdat hij de bloem of plant in een
eigen sfeer plaatst. Zo leeft de paardenbloem in een bijna giftig groen, de "Paradijsvogels" bloeien tegen
het blauw van een Zuiderse hemel.
De onderwerpen worden ook meermaals zozeer vergroot dat men mag spreken van een close-up, wsaardoor een wereld die met het blote oog in het dagelijks leven niet te zien is, wordt prijsgegeven. Deze visie stelt aan de kunstenaar grote eisen, nl. een grondige kennis van het object, maar tezelfdertijd een zich zodanig inleven in het onderwerp dat het schilderij niet verstart tot een natuurkundeplaat of een decoratie. Van verstarring kan men in het werk van Florent Smet gelukkig niet spreken: integendeel krijgt men soms de indruk van leven, bvb. bij de 'blauwe distel tegen rode grond". De hier geschilderde distel maakt zelfs de indruk een levend wezen te zijn (zij het dan ook een wezen uit een verhaal van Jean Ray of H.G. Wells). Frans Van Eyck in "Het Vrije Waasland", 1966 De kunstschilder Florent Smet zwijgt liever, praat niet graag. De Heer Smet is geen theoreticus; wel een gevoelsmens. Op de vraag: "Waarom schildert U?", antwoordde hij: "Ik schilder om mij uit te leven, om te ontsnappen aan het dagelijkse, om iets meer uit te drukken." Het is bondig gezegd, maar goed. Hij schildert alle dagen, zet door, geeft niet op, integendeel! Zoals waarschijnlijk de meesten onder U weten, schilderde hij zeer lang bloemstukken en landschappen, motieven rechtstreeks ontleend aan de natuur, op een frisse, doch traditionele en brave manier, misschien met een gebrek aan persoolijk karakter. Twee jaar geleden gebeurde de breuk met de vroegere schilderwijze. De distel wordt één van de eerste nieuwe motieven die de schilder inspireerden. Plots ontdekte hij de expressieve kracht van één motief, van één detail, dat geïnterpreteerd wordt, dat getransponeerd wordt door de kunstenaar; hier wordt hij persoonlijk. Op de vraag: "Welke schilders bewondert U het meest?" kreeg ik twee grote namen: Octave Landuyt en Rik Slabbinck. Ik geloof dat Florent Smet vooral Slabbinck apprecieert voor zijn kleur, voor zijn zeer warm koloriet, en de kunstenaar Landuyt voor het kosmisch beeld dat hij kan weergeven. Zijn inspiratiebron is de natuur, meer bepaald de bloem, de plant. De bloem die niet alleen mooi is, maar waarvan hij gebruik kan maken om een zekere expressiviteit te bereiken. De compositie is met een sterk gevoel voor mooie bladvulling gecomponeerd, en ook met een gevoel voor decoratie, zonder te gaan misvormen. De Heer Smet misvormt dus nooit. Het koloriet is zeer smaakvol, delicaat en warm uitgevoerd, vooral in de laatste werken. In de techniek hecht de heer Smet veel belang aan de kwaliteit van de materie die hij gebruikt en bereikt zo een sterk koloristisch effect in zijn oeuvre. De aanleg gebeurt tamelijk vlot, doch de detailuitwerking vergt meer studie. Wanneer we de evolutie nagaan die de schilder meemaakte, moeten we vaststellen dat het object dat als inspiratiebron gediend heeft, totaal getransponeerd wordt door de kunstenaar en dat het kunstwerk aldus ontstaan, een eigen uitdrukkingskracht bezit, los van het object waarop het geïnspireerd is. Uit de inleiding door Mevr. H. Bex-Verschaeren, Lic. Kunstgeschiedenis. Huize Geertrui, Lokeren, 1966) Wij herinneren ons nog zijn bijdrage aan de Gaverprijs 1970. Erg opgemerkt werden toen zijn "Micro-organismen in macro-formaat", met hun verfijnde kleurengamma en hun feeërieke sfeer. Met die formule gaat Florent Smet door in de wereld. Vormen opmerkend uit de natuur en erover fantasterend met lijnen en kleuren tot ze composities worden met eigen persoonlijkheid. Zo zien we close-ups, direct uit de natuur: de groeilijn van een bloem, het ontkiemen van het zaad of het uiteenwuiven van stuifmeel,.. Alles eigen verwerking van natuurfeiten die als zoveel wonderen worden aangevoeld en medegedeeld. Soms blijft de kunstenaar dichter bij de realiteit, met fijne voorjaarsbloesems of judaspenningen - in speciale materie weergegeven - die compositorische decoraties uitmaken. Soms gaat hij integendeel zeer ver en wordt een verwelkende gentiaan heel wat anders dan een bloem en een bos azalea's louter abstract kleurenspel. Een vlinder wordt zo vergroot dat de vlekken van zijn vleugels U als geweldige ogen bezien op een achtergrond van goud en edelgesteenten. Indien de kunstenaar zich kan buigen over zoveel kleinigheden en ze als wonder voorstellen, dan is hij natuurlijk ook geboeid door de grootsheid die zich in het heelal veropenbaard. Ruimtevaartimpressies worden grootse taferelen in rood en oranje, uiteenspattende werelden op schaal gebracht van zeeanemonen, zoals zeeanemonen op schaal worden gebracht van planeten. Dit soort schilderijen zijn moeilijk te beschrijven. Men moet ze zien, liefst met een argeloze kinderblik - en genieten van hun kleuren en vormen, van hun lijnen en materie, van hun sfeer die wonderdadig aandoet. Wil de kunstenaar ons doen aanvoelen dat we deel uitmaken van een wonder? Rita Hostie in "De Autotoerist", 25ste jaargang, nr.8, 1972 |