Terug
De lange weg


Na de Lagere School op de Rozen en na een doelloos jaar, liet ik mij inschrijven in de Stedelijke Middelbare Beroeps- en Nijverheidsschool in de Durmelaan. Ik volgde er buiten de werkuren de weekend- en avondlessen tekenen en schilderkunst. Ik had voor schilderen gekozen, omdat mijn vroeg gestorven Peter huisschilder was geweest en ook geen onverdienstelijk kunstschilder.
Aangemoedigd door tamelijk vroeg succes met het natekenen en schilderen - en ook omdat het mijn ijdelheid streelde - begon ik er mij meer en meer op toe te leggen. Tezelfdertijd met het leren schilderen, begon ik ook interesse te krijgen voor de natuur. Ik begon alles met andere ogen te zien, maar er ging nog altijd te veel aandacht naar andere zaken en sport. Het was maar eerst wanneer ik gedurende de oorlogsperiode in Gent de lessen Sierkunst ging volgen en ik van Jozef Trotteyn - een gerenomeerd kunstschilder - te horen kreeg dat ik aanleg had, dat ik meer in mezelf begon te geloven.
De vlegeljaren waren intussen al voorbij en ik begon al te dromen over mijn werk exposeren. Maar daar moet ge eerst geld voor verdienen om verf, doeken en lijsten te kunnen kopen. En toch: in 1936 was het zover en zou ik voor de eerste maal, samen met twee kameraden, de grote stap wagen. We zouden onze werkjes tonen aan het grote publiek en proberen er enkele te verkopen. Niet om van te leven, maar om nieuw materiaal te kunnen kopen. Het resultaat was bemoedigend en de kritiek vrij gunstig. De eerste stap was gezet; het begin van een lange weg..
Intussen was ik getrouwd en was het in de eerste plaats zorgen voor vrouw en het verwachte kind. Daar ik alleen voor mijn kroost ging zorgen, moest ik soms vele uren als huisschilder werken en kon ik alleen 's avonds en in het weekend nog wat aan de kunst spenderen. Muziek beluisteren kon me dan in een bepaalde stemming brengen, wat nodig is om een dromerig, poëtisch werk te maken en om sfeer te scheppen in bloemen of landschappen.
In 1957 werd in de school een Kunstkring gesticht, die tot doel had onszelf en anderen kunst te leren zien en genieten. Daarvoor zouden gekende kunstenaars uitgenodigd worden om hun werk tentoon te stellen; alsook bevoegde critici. Ikzelf had de taak van secretaris op mij genomen. Ik stond in voor het schrijven van de uitnodigingen, het ophalen van de lidkaarten en het bijhouden van de kassa. Het ene brengt het andere mee en toen de Stad Lokeren enkele jaren later de Cultuurraad oprichtte, - waarin, naast afgevaardigden van alle politieke partijen, ook neutrale verenigingen zouden zetelen - werd ik door de Kunstkring afgevaardigd. Zo kwam ik in de Beheerraad en zelfs in het Dagelijks Bestuur van de Cultuurraad terecht; een functie die ik negen jaar zou volhouden en enkel zou beëindigen doordat de Kunstkring ophield te bestaan.
Maar intussen was ik ook al opgenomen in de Comissie Kunstpatrimonium, waar ik tot hier toe nog altijd deel van uitmaak; hoewel ik intussen al overwogen heb hier ontslag te geven. Ik hoor immers minder goed de laatste tijd en heb soms teveel last om sommige leden te verstaan.
Door mijn regelmatig exposeren overal en dankzij Senator Albert Smet - een vriend des huizes - kreeg ik in 1970 de eer Hare Majesteit de Koningin Fabiola te ontmoeten. Zij kwam naar Lokeren om de Kliniek te openen en Stad had van mij een schilderij aangekocht om haar te overhandigen. Het was een gebeurtenis die de schijnwerpers op mij richtte. En toen dan Dhr. Frans Van Mechelen, minister van Cultuur, zich verwaardigde om een tentoonstelling van mij te komen openen, was ik volledig gelanceerd en kon ik proberen van mijn hobby mijn broodwinning te maken. Toen er in Sint-Benedictus - nu Hagewinde - een reorganisatie plaatsvond waar ik mij niet in thuisvoelde, was het zover: er begon voor mij een nieuw leven als kunstschilder. En nu ik meer tijd had om te schilderen en te exposeren, is het mij tamelijk goed gelukt. Rijk ben ik er niet van geworden - daarvoor was ik te weinig commercant - maar wij waren tevreden en dat is toch de hoofdzaak.
Er was in die tijd een probleem om de gepaste ruimte te vinden die kon dienen als schildersatelier. Na een paar mislukte pogingen kon ik in de Schoolstraat een vervallen woning huren en opknappen. Met heel wat tijd en kosten lukte het mij er een vrij comfortabel atelier en tentoonstellingsruimte van te maken. Maar enkele jaren later kreeg ik het bericht dat het huis onteigend zou worden voor uitbreiding van de aanpalende school. En daartegen hebt ge geen verhaal. Dan maar onze burgemeester en vriend Hilaire Liebaut aangesproken, die onmiddellijk contact opnam met zijn vriend H. Van Caneghem. Die was net aangesteld om het, door de Stad Lokeren aangekocht Kasteel Verloren Bos, voor de Dienst Jeugdtoerisme te beheren en renoveren. Voor Van Caneghem was ik geen onbekende en deze zou bij zijn bestuur pleiten om een leegstaande kamer op de bovenste verdieping voor een overeen te komen jaarlijkse som te verhuren. Het C.J.T.-bestuur had geen bezwaar en zo belandde ik op het Kasteel waar ik nu, wanneer ik dit zit te schrijven, nog steeds vele uren doorbreng en al menig schilderwerk heb vervaardigd.
Het Kasteel en zijn omgeving hebben een grote invloed gehad op mjin werk. Het atelier zelf is een oase van rust, waar ge kunt dromen bij sfeervolle muziek, met uitzicht op een mooie 'hof', vol prachtige bomen en struiken. Met vijver vol eenden en ganzen; vroeger zaten er ook nog vissen en kikkers is, maar dat is verleden tijd. Ook het Bospark en de Buylaers zijn mijn geliefkoosde toevlucht. Vooral de Buylaers worden regelmatig door mij bezocht. Daar loop ik dikwijls te dromen, staren naar de steeds wisselende wolken en de bloemenpracht in de weiden of grachten. Niets is mooier dan koeien of paarden op een mistige morgen. Koeien die een ogenblik hun grazen staken, u met hun lodderogen aankijken en zich afvragen wat u hier komt doen. Of een paard, dat verwacht dat ge hem een klontje suiker zult geven, omdat ge het hem gewoon hebt gemaakt.
Zulke wandelingen geven u rust en inspiratie. Zonder dat lukt het niet om goed werk te leveren. Dan begint ge te knoeien of begonnen werk te verprutsen. Dan zijt ge best dat ge adt werk laat rusten en ander werk begint. Of dingen doen waar ge niet veel inspiratie voor nodig hebt; zo verspilt ge niet nutteloos uwen kostbaren tijd. Hoe ouder ge wordt, hoe meer ge beseft hoe vlug alles voorbij gaat. Gelukkig kan ik tevreden terugblikken naar wat ik tot hier toe verwezenlijkt heb. Niet zoals de meesten uit mijn omgeving die, buiten wat materiële genoegens, spoedig in de vergetelheid verdwijnen. Maar als ge verder doordenkt, weet ge dat ook dat maar tijdelijk is, zoals trouwens alles. Maar dan heeft het leven ook geen zin, dus niet doordenken.
Hoe lang kan ik dit nog volhouden? Alles wordt lastiger, alhoewel ik er heel wat voor doe: de noodzakelijke oefeningen, lichaamsbeweging, gezonde voeding en nachtrust. Meer kan ik niet doen, dus maar hopen dat we het nog wat kunnen volhouden..