|
Leven
Florent Smet werd geboren te Kampen in Overijsel (Nederland) op 28 november 1914.
"Maar ik blijf een rasechte Lokeraar", beweerde hij in een krantenartikel uit de Gazet van Antwerpen in 1981.
"Ook mijn ouders kwamen van Lokeren. Maar ik ben toevallig in Nederland geboren vanwege het uitwijken van mijn ouders door de oorlog.
Toevallig dus," benadrukt hij.
In 1919 kwam het gezin Smet terug naar Lokeren.
Als zoon van een arbeidersgezin volgde hij na de lagere school avond- en zondaglessen aan de Lokerse
Middelbare Beroeps- en Nijverheidsschool. Tot 1939 volgde hij de afdeling Schilderen waar toen de heer
Prosper Callebaut vooral instond voor de beroepsopleiding en het imitatieschideren en de heer Aimé Prevenier
voor de sierkunsten.
Het dagelijks werk en de onzekerheid van de Tweede Wereldoorlog beletten hem niet om vanaf oktober 1941
de weekendleergangen Sierkunsten te volgen aan de toenmalige Gentse Hogere Schildersschool. Dat was o.l.v.
de heer Jozef Trotteyn een ruime waaier, van vervolmaking in de beroepsopleiding tot de imitatie in de schilderkunst
met o.a. lessen tekenen en schilderen in open lucht in het Gentse. In juli 1944 voltooide hij de leergangen
met de gebruikelijke bekroningen.
In 1948 trouwde hij met Suzanne Walgraef, die hem sindsdien geholpen en gesteund heeft om zijn schilderkunst
te kunnen beleven en uitwerken.
In 1950 werd hun dochter Yris geboren. Zijn drang om eigen creatief werk af te leveren, was groot. Maar om financiële
redenen zag hij zich genoodzaakt huisschilder te worden. Eerst als zelfstandige,
daarna als onderhoudsschilder in de Lokerse instelling voor gehandicapten 'Hagewinde.' Toen daar begin jaren '70 een reorganisatie
werd doorgevoerd, besloot Florent Smet om voltijds kunstschilder te worden. "Het was geen makkelijke keuze," zei
hij in een interview. "Je moet zorgen dat je werken verkoopbaar zijn. Het is makkelijk de miskende artiest uit
te hangen en dingen te maken die niemand wil kopen, maar met vrouw en kind moet er ook eten op tafel komen."
|
|
Hij kan nu al zijn tijd gebruiken om zijn visie in zijn werk te vertolken. Niet zelfvoldaan of teruggetrokken, want het is opvallend
hoe hij naast zijn individuele tentoonstellingen toch steeds graag blijft meewerken aan groepstentoonstellingen.
In 1957 werd hij secretaris van de Kunstkring en vertegenwoordigde hij deze kring in de Stedelijke Culturele Raad.
Twintig jaar lang was hij actief in deze adviesraad.
Zijn doorbraak kwam er met de distel, tevens zijn de plant waar hij bekend mee geworden is. "Op de wekelijkse markt
hier in Lokeren viel mijn oog op een gedroogde distel. Die boeide mij zo, dat ik hem meenam naar mijn atelier
en meteen begon te schilderen." Maar ook andere planten en bloemen, bij voorkeur in close-up genomen, bezorgden hem nationale bekendheid.
|
In 1964 behaalde hij voor de eerste keer de "Prijs van de Stad Lokeren" (met het schilderij dat op de hoofdpagina te zien is).
Deze blijk van waardering stimuleren hem om verder te werken. "In zekere zin als autodidact," zegt hij zelf,
"want de nieuwe motieven en de techniek die ik mij eigen maakte, heb ik nergens geleerd in mijn opleiding
van jaren terug, en academie heb ik nooit gevolgd." Wel volgde hij de studiebijeenkomsten van het Erasmusgenootschap
te Lokeren. Door de gevarieerde jaarprogramma's en de eminente sprekers leerde hij nieuwe inzichten en denkbeelden
kennen in de vele aspecten van ons maatschappelijk leven: verruiming en bewustwording.
|
Ook in 1967 behaalde hij deze prijs. Verder prijken op zijn palmares de "Prijs van de Cultuurraad van Vlassenbroek"
en finalist in de "Gaverprijs Waregem 1970".
Over zijn liefde voor de natuur en de invloed daarvan op zijn werk, zei hij: "Mijn hele leven al wandel ik in
de natuur, zodat ik voldoende herinneringen heb om uit te putten. Een schilderij hoeft geen exacte weergave
te zijn, maar moet in de eerste plaats mooi en esthetisch ogen. Bovendien wil ik er een eigen stempel op drukken.
De mensen weten niet met welke schatten van schoonheid ze omringd zijn. Het is mijn beroep geworden het hun te tonen."
Mooie momenten
Tussen de vele mooie herinneringen die zijn kunstenaarsbestaan kleurden, bleven de ontmoetingen met H.M. Koningin Fabiola
in 1970 en 1983 één van de hoogtepunten. Voor beide bezoeken aan Lokeren, kocht de Stad een schilderij van
Florent Smet aan om het aan Hare Majesteit te schenken. "Ik maak mij geen illusies dat de schilderijen ophangen
in het paleis, maar het feit dat de stad een werk van mij als geschenk aanbood, wil toch iets zeggen. Ik
zie het als bewijs van respect," commentaarde de schilder. |
|
Maar ook de opening van zijn tentoonstelling te Lokeren in 1972 in Huize Geertrui door toenmalige Minister van Cultuur Frans Van Mechelen, behoorde tot zijn mooiste herinneringen.
Laatste jaren
|
Ondanks zijn ouderdom, schilderde hij nog iedere dag. Zowel 's morgens al 's middags trok hij dan,
vaak te voet, naar zijn atelier in het kasteel in het Verloren Bos te Lokeren. In één van zijn laatste interviews zei hij: "Schilderen is een drang. Ik wil iets presteren, nog altijd.
Voor mensen van mijn leeftijd is het belangrijk in beweging te blijven. Maar veel illusies maak ik
mij niet meer. Ik ben van mijn kunst niet rijk geworden, maar ik heb altijd kunnen doen wat ik graag deed.
Daar zouden velen jaloers op zijn. Ik heb een schoon leven gehad."
|
De laatste jaren had hij vaak hartproblemen; waarschijnlijk meer dan gelijk wie van ons kon vermoeden.
De laatste beslissing die hij nam, was één van de moedigste die mijns inziens genomen kan worden.
Hij besloot namelijk vrijwillig een overbruggingsoperatie te ondergaan, van mening zijnde dat zijn levenskwaliteit
erop achteruit gegaan was. De dingen moesten verbeteren, of het hoefde voor hem niet meer. Twee weken
lang heeft hij gevochten voor zijn leven, om uiteindelijk op 5 april 2001 te overlijden in het Ziekenhuis
in Aalst.
Lees hier de tekst die voorgelezen werd op zijn begrafenis.
| |